Representatieve schilderkunst in Galleria Buonarroti

Galleria Buonarotti, Allori, Michelangelo met de Poesia (links)
en Da Empoli, Michelangelo presenteert zijn model van San Lorenzo aan Leo X (rechts)
(foto wikipedia)

De schilderijencyclus van de Galleria Buonarrot in Casa Buonarroti is representatief voor de ontwikkeling van de schilderkunst van het tweede en derde decennium in Florence. Dit wordt ook wel ''Contra-Maniera'' genoemd. Aan het begin hiervan staat Santo di Tito die, in tegenstelling tot het maniërisme van de Vasari-school, streeft naar vereenvoudigde, ruimtelijke doordachte compositie en naar een naturalisme in de figuren met een evenwicht tussen vorm en inhoud. Dit streven werd in belangrijke mate bepaald door de eigen klassieke meesters van het vroege Cinquecento als Andrea del Sarto en Fra Bartolommeo. Deze Florentijnse traditie van de lineaire vormgeving werd aan het eind van de 16e eeuw verrijkt door de overname van Venetiaanse kleur, schilderachtig doorwerkt oppervlak en lichtbehandeling.

Vanaf 1590 kwam hierbij nog als belangrijke impuls de kunst van Tito's leerling Ludovico Cigoli. Het streven naar een naturalistische weergave wordt daarbij gecombineerd met een exacte stofuitdrukking en een voorliefde voor rijk geornamenteerde en met goud doorwerkte materialen, een Florentijnse traditie, reeds aanwezig bij Bronzino en omstreeks 1590 door zijn leerling Allesandro Allori weer opgenomen.

Daarnaast komt omstreeks 1600 tevens een stroming aan bod die zich houdt aan de Florentijnse traditie van de getekende vormen en zich heroriënteert op het vroege Cinquecento met een classicistisch afgewogen compositie in een architecturaal kader en dit vervolgens combineert met egale transparante kleurvlakken, minutieuze detaillering en een helder, gelijkmatig verdeeld licht, waarmee een bijna objectieve weergave wordt benaderd. Een van de belangrijkste exponenten is Jacopo da Empoli.

Het zijn voornamelijk deze stromingen die de Florentijnse schilderkunst in de eerste decennia van de 17e eeuw bepaalden.

Het blijkt, ook uit schilderingen van de Galleria, dat de Florentijnse schilders nauwelijks enige invloed hebben ondergaan van het Romeinse milieu van het caravaggisme en de Bolognese vernieuwingen. De kenmerken van de ontwikkeling ingezet bij Santo di Tito zijn blijven overheersen. Cigoli's invloed komt in de Galleria tot uiting in de werken van zijn leerlingen Christofano Allori, Giovanni Billiverti, Sigismondo Coccapani en bij Matteo Rosselli. Meer Venetiaans van karakter zijn schilders als Fabrizio Boschi, Fillipo Tarchiani en Valerio Marucelli. Het verisme zo kenmerkend voor Empoli komt naar voren bij Domenico Passignano, Anastagio Fontebuoni en Cosimo Gamberucci. Daarnaast blijft bij velen maniëristische details.

Bron: Vliegenthart: A.W., De Galleria Buonarroti: Michelangelo en Michelangelo il Giovane, Rotterdam 1969.

Klik voor meer foto's op: wikipedia.

De frescocyclus van Pontormo in Galluzzo

Pontormo, Ressurretion van Christus, Certosa del Galluzzo

Van 1523 tot en met 1525 neemt Pontormo tijdens een uitbraak van de pest in Florence, zijn toevlucht in een kartuizerklooster, de Certosa del Galluzzo even buiten ten zuiden van Florence, waar hij een frescocyclus over het Lijden van Christus maakt. Pontormo produceerde deze frescocyclus met een immense religieuze kracht voor de kloostergang van de Certosa. Door de blootstelling aan de elementen zijn de fresco’s in slechte staat bewaard gebleven, waardoor hun mysterieuze aantrekkingskracht nog groter is geworden. Pontormo baseerde zich ten dele op Duitse prenten, waaronder die van Albrecht Dürer, voor enkele compositorische suggesties en werkt binnen de complexe ruimtelijke en proportionele systemen. De werken werd lang gezien als grenspaal van het vroege maniërisme. Volgens Eve Borsook behoren deze tot de meest dramatische en bizarre voortbrengselen van de Florentijnse schilderkunst (bron: G.B.I. Hool. Pontormo: maniërist of modernist?) Voor meer foto's klik op: Gliscritti.

''Di Sotto In Su'' in een opvallend coloriet


Paolo Schiavo, Tronende Madonna 1436 San Miniato (foto: Henk Woudsma)

De fresco van Paolo Schiavo met de tronende Madonna en heiligen in de San Miniato al Monte is duidelijk beïnvloed door de contemporaine beeldhouwkunst die Schiavo in situ bestudeerde. De twee van de afgebeelde heiligen, namelijk Marcus en Jacobus resp. tweede van links en tweede van rechts, is wat betreft houding en gelaatstype gebaseerd op de Markus van Donatello voor Orsanmichele. Schiavo heeft verder een techniek toegepast waarbij het kijken van beneden naar boven optimaal wordt ervaren door perspectivische verkortingen. Dit wordt ook wel met het Italiaanse begrip `Di Sotto In Su´ aangegeven. Dergelijke effecten komen in de schilderkunst van deze periode nog niet vaak voor. Het belangrijkste voorbeeld, Uccelo´s Hawkwood in de kathedraal, werd in hetzelfde jaar geschilderd (bron: Anneke de Vries. Schilderkunst in Florence tussen 1400 en 1430).

Het kan in één blok marmer... Da Sangallo


Francesco da Sangallo, Anna-te-Drieën, 1522/1526, Orsanmichele (foto: Marjolijn van Wijk)

Het is lastig om te bepalen wat nu het vroegste voorbeeld is van een beeldhouwwerk, waarbij min of meer succesvol getracht is meerdere figuren uit één blok marmer te halen. Een werk dat daarvoor in aanmerking kan komen is de Anna-te-Drieën van Francesco da Sangallo uit 1522 of 1526 in de Orsanmichele. In zijn Leven van Da Sangallo zegt Vasari hierover: ''Behalve het werk dat hij maakte in Florence en elders van beeldhouwkunst of architectuur bevindt er zich van zijn hand in de Orasanmichele de Madonna met kind op haar schouder, die gezeten is op de schoot van Anna, van marmer; en dit werk, met vrijstaande figuren uit slechts één blok, werd en wordt beschouwd als een fraai werk''.

Via dei Girolami

 
(foto: Henk Woudsma)

Door de gunstige ligging aan de Arno was Florence in 1300 in een eeuw tijd meer dan zesmaal zo groot geworden. Het is niet zo moeilijk te bedenken dat bij een dermate snelle groei van de bevolking van enig planmatig bouwen nauwelijks sprake was. Florence zal in die tijd een opeenstapeling van dicht op elkaar gebouwde hoge huizen zijn geweest. Erg veel zorg zal er niet besteed zijn aan het uiterlijk van deze huizen. Om ruimte zo goed mogelijk te benutten werden vaak gesloten bruggen tussen huizen en overhangende balkons gebouwd. Dit wordt ook wel ''sporti'' genoemd. Later werden de overhangende bovenverdiepingen door nieuwe bouwvoorschriften niet meer toegestaan en bijna allemaal verwijderd. In Via dei Girolami is dit gelukkig nog te zien.

(foto: Henk Woudsma)